Eikenbladzwammetje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Eikenbladzwammetje (Gymnopus%20dryophilus)

In de categorie ′ klein en bruin′ onderscheidt het Eikenbladzwammetje zich door het collybia-achtige hoedje - vettig en wat flapperig golvend. De hoedrand van dit oranjebruine paddestoeltje is meestal lichter of wit gekleurd.
De lamellen staan vrij dicht opeen, ze zijn uitgebocht aangehecht en wittig gekleurd.
De steel is 1-2x zo lang als de hoeddiameter. De kleur is gelijk aan die van de hoed of ietsje lichter. Het oppervlak is droog, kaal, cilindrisch tot afgeplat. De voet is vaak sterk gebogen en verkleefd met het substraat. Aan de voet zitten ook sliertige, witte tot gelige draden.



De hoed van het Donker eikenbladzwammetje (G. ocior) is, zoals de naam wellicht al doet vermoeden, donkerbruin tot zwart. De lamellen zijn vaak geel.
Het Vroeg eikenbladzwammetje (G. aquosus) heeft aan de voet van de steel roze strengen.
Toch moet vaak de microscoop er aan te pas komen om deze verschillende soorten met zekerheid te kunnen benoemen.
Kenmerken van het geslacht Gymnopus  (Gymnopus) waartoe Eikenbladzwammetje behoort.

Paddestoelen uit dit geslacht groeien meestal op blad- en houtafval. Het gaat hoofdzakelijk om kleine, bruin tot wit gekleurde paddestoeltjes.
De sporenprint is wit.

Veel paddestoelensoorten die aanvankelijk bij de Collybia′s werden ingedeeld behoren nu tot het geslacht Gymnopus. De indeling van wie, wat, waar, is niet bepaald overal even duidelijk.
G. ocior (Donker eikenbladzwammetje) G. dryophilus (Gewoon eikenbladzwammetje) G. aquosus (Vroeg eikenbladzwammetje) Het Donker en Vroeg eikenbladzwammetje vallen onder dezelfde noemer als het Gewoon eikenbladzwammetje, tenzij de microscopische verschillen benoemd kunnen worden. Ook macroscopisch zijn ze niet helemaal hetzelfde, maar deze verschillen geven geen 100% zekerheid omtrent de naam.

Gezamenlijke kenmerken- hoedhuid met een duidelijke dryohila-structuur, cheilocystiden aanwezig, te vinden vanaf de lente tot in de herfst.
De kleur van de lamellen is een van de onderscheidende kenmerken, hoewel de kleur bij alledrie de soorten vrij variabel is, dus daar schiet je uiteindelijk niet veel mee op.
Het belangrijkste microscopische verschil is de vorm van de cheilocystiden.

G. aquosus (Vroeg eikenbladzwammetje)
Kenmerkend voor het Vroeg eikenbladzwammetje is de hygrofane, bijna tot aan het centrum doorschijnend gestreepte, bleekgele-tot okergele hoed. De steel heeft een duidelijke knol aan de voet, is bijna wit en heeft roze-okergele rhizomorfen.
Sporen (5.0)5.5-7.0x3.0-4.0(-4.25) mu.
Cheilocystiden 16-51 x (5.0-)7.0-17 mu, knotsvormig, gekopt en ballonvormig, minder vaak subcilindrisch of spoelvormig, enkelvoudig of vertakt. Vanaf mei in loofbossen of tussen gras in bermen.

Gewoon eikenbladzwammetje
Kenmerkend voor het Gewoon eikenbladzwammetje zijn een bleke, oranje-bruine of okerbruine, hygrofane, doorschijnend gestreepte hoed en witte, tot cremekleurige-gele lamellen.
Sporen 5.0-7.0(-8.0)x(2.5-)3.0-4.0 (-4.5) mu.
Cheilocystiden 17-55x4.0-10 mu, subcilindrisch-cilindrisch, smal knotsvormig, meestal vertakt, maar ook gelobd of met uitsteeksels. In loofbossen.

Donker eikenbladzwammetje (/b>
Kenmerkend voor het Donker eikenbladzwammetje zijn een niet-doorschijnend gestreepte (of hooguit aan de rand gestreepte), donker rood- oranjebruine hoed en bleke tot roodgele of rozebruine, witte of gele lamellen.
Sporen (5.0-)5.5-6.5(-7.0)x(2.5-)2.75-3.5(-4.0) mu.
Cheilocystiden 16-60x6.0-12 mu, knotsvormig, subcilindrisch of subbuikvormig, vaak gelobd, vertakt, koraalachtig of met uitsteeksels. In loof- en naaldbossen

SPECIFICATIES - eikenbladzwammetje
familieMarasmiaceae (Marasmiaceae)
info familieTot deze familie behoren o.a. de geslachten Gymnopus, Marasmius, Rhodocollybia
naam eikenbladzwammetje (Gymnopus dryophilus)
waar sapotroof, op grof strooisel in allerlei bostypen en wegbermen
sporeekleur wit
hoed hoed jong gewelfd, later wat golvend uitgespreid met kleine umbo, droog, vettig, kaal, bleek rossig tot oranjebruin, rand vaak lichter, tot halverwege doorschijnend gestreept, hygrofaan, wittig opdrogend
steel 1-2x zo lang als hoeddia. cilindrisch of afgeplat, basis vaak gebogen en aan substraat verkleefd, geen velum, kleur als van de hoed
plaatjes vrij dicht opeen, uitgebocht, wittig