Geelsteeltje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Geelsteeltje (Orthodontium%20lineare)

Geelsteeltje groeit in pollen of matjes van ongeveer 1 cm hoog. De blaadjes, tot 3 mm lang, zijn smal met vlakke bladranden, alzijdig afstaand en iets glanzend en niet gekroesd bij droogte. Bij vocht iets gebogen in één richting.
De kapsels gaan geleidelijk over in de kapselsteel die ongeveer 5 mm lang is. Geelsteeltje kapselt rijk. De jonge kapselstelen zijn in een schuine hoek gebogen, de snavel is karakteristiek omhoog gericht. De rijpe, lege sporendoosjes zijn roodbruin, staan rechtop en zijn opvallend gegroefd. De kapselsteel wordt op latere leeftijd strogeel.
Het mos is gemakkelijk te verwarren met andere mossen met lange, smalle blaadjes. De meest voor de hand liggende is Gewoon pluisjesmos (Dicranella heteromalla). Echter het blad van Gewoon pluisjesmos is getand en staat duidelijk naar één zijde af. Het bruine, eveneens gegroefde sporenkapsel is ingesnoerd aan de basis en heeft een lang gesnaveld deksel, bovendien is Gewoon pluisjesmos een grondbewoner.
Ook lijkt Geelsteeltje op Gewoon sikkelsterretje (Dicranoweisia cirrata), het sporenkapsel van deze laatste heeft echter de kenmerkende doorzichtige kapselsteel en een rechtopstaand kapsel.
Het blad van Boskronkelsteeltje (Campylopus flexusus) heeft een bredere nerf en is stijver.
Kenmerken van het geslacht Geelsteeltje  (Orthodontium) waartoe Geelsteeltje behoort.

-

SPECIFICATIES - geelsteeltje
familieSterrenmosfamilie (Mniaceae)
info familieStengel tot 10 cm lang, liggend of opstijgend, soms ook met wortelende uitlopers. Blad cirkelvormig tot eirond, tong- of lancetvormig (in het laatste geval met dubbele rij tanden) 5-12 mm groot, niet gevouwen, rondom met dikke zoom. Bladcellen zeshoekig.
Sporenkapsel fors, hals nauwelijks ontwikkeld.
Een bekend lid van deze familie is het Gewoon Sterrenmos (Mnium hornum) met in paren staande tanden langs de bladrand. Het Boogsterrenmos Plagiomnium) heeft een enkele rij tanden.
naam geelsteeltje (Orthodontium lineare)
waar schors, rottend hout - vooral op boomvoeten van den, berk en eik - zijkant van liggende dode bomen
rijpe kapsels april - juni
specifiek blad, kapselsteel en kapsels neerwaarts gebogen - snavel jonge kapsel omhoog gericht - bij rijpheid kapselsteel geel - blad niet naar 1 zijde gebogen, niet gekroesd bij droogte
blad glimmend, ongetand, alzijdig afstaand, donkergroen
sporenkapsel sporenkapsel overgebogen of afstaand, geen duidelijke hals, deksel kegelvormig